Drie kaarsen staan voor het altaar. Het is zondag 8 november, de zondag van het feest van de H. Willibrordus en drie jongens hebben zojuist hun doopkaarsen daar neergezet. Zij stellen daarmee een teken dat zijzelf present willen zijn, gehoor geven aan de roepstem van God en verder willen gaan met Hem. Dat is niet iets dat je zomaar doet. Liam, Job en Aaron hebben er goed over nagedacht, over doorgepraat met de pastoor en met hun ouders. Ze willen luisteren naar God, antwoord geven en meedoen met de viering van de maaltijd van de Heer. Het is de dag van hun eerste communie. Niet dat ze alles meteen snappen (wie wel?) of alles meteen geloven (gelukkig niet!), maar ze vertrouwen erop dat God bij hen blijft en dat het dan wel goed komt op de een of andere manier. Dat is heel wat en een feestje waard.
Het koor zingt vooraf aan het eucharistisch gebed een mooi lied, Here I am Lord. In een van de coupletten klinkt: ‘Wie zal mijn licht naar hen brengen? Wie zal ik zenden?’ En het refrein antwoordt met:’Heer ben ik, Heer. Roept u mij, Heer?’
De viering eindigt met de zegen voor alle aanwezigen; dat de barmhartige God een ieder heiligt door zijn lichtend woord, hem/haar standvastig maakt in geloof, blijmoedig door de hoop, verdienstelijk door de liefde, en elk mens zijn rijke zegen schenkt. De drie eerste communicanten nemen na afloop hun doopkaars weer mee naar huis, als teken dat zij als kind van het licht verder gaan, thuis, op school of waar dan ook.