Je vlammetje brandend houden, dat valt niet altijd mee. En helemaal niet als je buiten staat, in de wind… Maar mocht je vlam toch uitgaan, dan zijn er gelukkig anderen om je heen die je laten delen in hun kaarsvlam. Aan het begin van de kinderpaasnacht stak de pastoor eerst de grote paaskaars aan met vuur uit de vuurkorf. Ook bij zo’n grote kaars moet je goed oppassen het licht brandend te houden! Nadat de kinderen en de oudere mensen een kaarsje hadden, liep iedereen achter de pastoor met de paaskaars aan de kerk in. Met die kaars, had hij al verteld, denken we aan Jezus. In de best wel donkere kerk werd het al wat lichter door al die vlammetjes en er werd over gezongen: ‘Schijn maar, schaar je in de rij, ik ben de Heer van het licht, zegt Hij.’ Het paasverhaal dat werd gelezen ging over Maria Magdalena. Zij hoorde bij de vrienden van Jezus en was zo verdrietig over wat er allemaal gebeurd was met Jezus. Punt uit leek het wel allemaal. In het kinderpaasnacht ging het verhaal verder over een nieuwe ochtend en de zon die opkwam. Het verhaal was voor Maria helemaal niet punt uit!
De kinderen kregen als afsluiting van de pastoor de zegen én een springkuikentje; goede woorden en vrolijkheid om mee te nemen. Buiten brandde de vuurkorf nog, licht en warmte.
Wat later die avond kregen die stevige vlammen in de vuurkorf het moeilijk: na wat gespetter begon het serieus te regenen… Jammergenoeg voor de paaswake van 21.30 uur die daardoor dit jaar niet buiten op het kerkplein rond de vuurkorf kon beginnen. Binnen werd het licht gedeeld en klonk na de litanie opnieuw het gloria. U, Heer zij de glorie.