Maar als ik maar één ding zou moeten geloven, dan …

Met hun doopkaars in de hand liepen Benji, Emiel, Judith, Maarten en Ronny mee in de processie bij het begin van de feestelijke viering. Zeker voor deze jongeren en hun familie en vrienden een speciale viering, want de vijf zouden voor het eerst ter communie gaan. Na een periode van voorbereiding waren ze klaar voor een volgende stap in hun geloofsleven.

Waren het bij hun doop de ouders die het initiatief daartoe hadden genomen, uit de uurtjes catechese bleek wel dat de jongeren nu zelf het een en ander hebben in te brengen. Over het waarom en hoe van God en kerk werden (en worden) kritische vragen gesteld èn klonken er mooie geloofsuitspraken. Dat kwam ook tot uiting in de geloofsbelijdenis die in deze viering wat anders dan anders werd verwoord en die samen met alle aanwezigen werd uitgesproken.

( … ) Ik geloof.
En dat is iets heel anders
dan dat ik het ook
allemaal zomaar zeker weet.

Ik geloof in God.
Maar ik weet niet eens of Hij wel een Hij is
of een Zij.
En waar Hij woont
of waar ik Haar kan bereiken  

Maar als ik maar één ding zou moeten geloven
zou ik geloven
dat Hij ook in mij gelooft (…)

Ik hoor bij die hele grote groep van mensen
van over de hele wereld
die ook in God geloven
hoe verschillend we ook kunnen zijn

Ik geloof dat mijn leven nooit zomaar voorbij zal gaan
maar dat ik ooit God kan aankijken
en zal weten wie Hij is
of Zij.
Ik geloof dat God, samen met ons
van deze wereld een betere, nieuwe wereld zal maken
waarop alle mensen gelukkig zullen zijn.

Maar als ik maar één ding zou moeten geloven
zou ik geloven
dat Hij mij nooit vergeet.

De schriftlezingen waren ‘brood’verhalen: het verhaal van het manna, dat korrelachtige spul – zoet als honing -, waarmee God zijn volk in de woestijn voedde. ‘Je mocht er van pakken zoveel je nodig had. Maar als je meer nam dan je opkon, om het te bewaren, kropen de maden erin. Zo was niemand arm, want iedereen had te eten, en niemand was rijk, want niemand had meer dan een ander.’ Het tweede verhaal vertelde uit het Johannes-evangelie over de duizenden mensen die zich rond Jezus hadden verzameld en samen genoeg te eten kregen. De opmerking ‘er is een jongen met vijf broden en twee vissen, maar wat hebben we daaraan voor zo veel mensen?’ werd achterhaald omdat er werd gedeeld en een gezegend maal kon worden genoten. Allerlei aspecten die ook terug te vinden zijn in de communie: de dankzegging aan God, de gemeenschap en voedsel voor het leven.

Samen met hun ouders gingen Benji, Emiel, Judith, Maarten en Ronny naar de communiebank. Voor het eerst ontvingen de jongeren brood en wijn, lichaam en bloed van  Christus.
Na de viering zette het feestelijke zich voort bij het koffiedrinken in De Akker en ongetwijfeld werd thuis bij de vijf met familie en vrienden er een mooie zondag van gemaakt!

  

(foto’s Marc de Groot)