Kerstmis 1944

Hoewel ik aan het eind van de tweede wereldoorlog 8 jaar was, kan ik mij vrij veel van deze periode herinneren. Onder andere een paar gebeurtenissen betreffende de jarige St. Vitus.

Als kind had je echter geen vergelijkingsmogelijkheden. De dingen die gebeurden vond je ‘normaal’. Je wist niet hoe of het voor die tijd was. Soms ving je wel eens iets op uit de gesprekken van volwassenen.

De Kerstnachtviering van 1944, toen het erg koud was en er voedselschaarste was, is mij als iets héél bijzonders bijgebleven. Het was de eerste keer, dat ik als 7 jarige mee mocht naar de nachtmis. De bezetter had voor deze bijzondere avond de dagelijkse avondspertijd opgeheven. Aangezien er geen straatverlichting was, was het al een spannende tocht om van de Stationsstraat naar het Melkpad te komen.  Stevig tussen mijn ouders ingeklemd liepen we voetje voor voetje richting kerk. Mijn vader verlichtte de looproute zo goed mogelijk met een zogenaamde ‘knijpkat’. Dat is een soort zaklantaarn, die door een ‘knijpconstructie’ opgeladen werd. Als het ‘knijpen’ gestopt werd, kwam er geen licht meer.

Bij het naderen van de kerk scheen er een zwak licht door de raampjes van de koepel. In het kerkportaal brandden enkele kaarsen. Omdat er geen elektriciteit voorziening meer was, was aan de gemeenteleden gevraagd om ieder voor zich een kandelaar of lantaarn met kaars mee te brengen. De kaarsen van de kerk en bij de mensen thuis waren schaars, zodat er zuinig mee omgegaan moest worden. Toch had men zoveel mogelijk een lichtje meegebracht voor deze bijzondere nacht. Wie enigszins kon had zich door de duisternis en kou gewaagd om mee te vieren. Het was steenkoud in de kerk. Je zag ademwolkjes bij de lichtpuntjes opstijgen. Het was niet moeilijk om je de situatie van de herders buiten op de velden van Bethlehem in te denken !  De engelen lieten zich helaas niet zien. Maar het ‘Vrede op aarde’ heeft waarschijnlijk nog nooit zo intens en verlangend geklonken!

 

Toen er in de bezettingsjaren steeds minder elektriciteit geleverd kon worden, werd het bespelen van het orgel een ingewikkelde opgave. De blaasbalgen voor de orgelpijpen moesten met menskracht bediend worden. Tijdens de diensten deden de koorleden dat. Maar als er geoefend werd moest er een andere oplossing gevonden worden. Jaap Smit, de zoon van de pastoor, nam dat dan vaak waar. Ik was ( en ben ) bevriend met Trudie, de dochter. We speelden vaak in en om de pastorie. Zo kwamen we ook wel eens een kijkje nemen op het koor als de organist aan het spelen was. De blaasbalgen werden door houten pedalen aan de achterkant van het orgel van de nodige lucht voorzien. Deze pedalen leken op de houten stelten waarop we ons af en toe probeerden voort te bewegen. We wilden die van het orgel ook wel eens proberen. Maar we waren te klein en te licht. We hadden toen bedacht, dat we samen, ieder op een pedaal de boel wel in beweging konden krijgen. Dat was even leuk, maar zoals dat met kinderen vaak gaat. De lol was er ook weer gauw vanaf. Je werd er moe van en het was saai. Jammer voor de organist ? Ik denk het niet, die had liever een serieuze, constante bediening !

Thea Noordijk-Jans