Het paasvuur op het kerkplein bleef na de kinderpaasnacht branden. Ook voor de kerkgangers die de paaswake op zaterdagavond bezochten klonk het in gebeden, liederen en lezingen over het licht dat uit de duisternis geroepen werd, het opgaande licht in het verrijzen van Jezus Christus.
Bij het aansteken van de paaskaars werd uitgesproken:
Het licht van Christus die in heerlijkheid verrezen is,
moge de duisternis uit ons leven verdrijven.
De nacht is voorbijgegaan, de dag is aangebroken:
de zon der gerechtigheid gaat over ons op.
In dat vertrouwen pakken we de draad van leven en geloven, elke dag opnieuw, weer op.